Kanker en vruchtbaarheid

Als je vandaag een diagnose van kanker krijgt, dan zijn de vooruitzichten op genezing vaak heel wat gunstiger dan tien, twintig jaar geleden. Veel kankers kunnen intussen efficiënt behandeld worden via chemotherapie, al dan niet in combinatie met heelkunde of bestraling. Dat is onder meer te danken aan nieuwe medische technieken, die toelaten om meer agressieve vormen van chemotherapie en radiotherapie toe te passen.
Helaas blijft het zo dat bijna elke kankerbehandeling een negatief en vaak onomkeerbaar effect heeft op je vruchtbaarheid (zie gonadotoxiciteit). Daar willen wij met het team Oncofertiliteit van UZ Brussel iets aan proberen te doen.

Wat is oncofertiliteit?

Oncofertiliteit is de medische discipline op de kruising tussen een kankerbehandeling en de vruchtbaarheidsgeneeskunde. Ze streeft naar de bewaring van de vruchtbaarheid bij kankerpatiënten die het risico lopen onvruchtbaar te worden door een behandeling met chemotherapie of radiotherapie.

Het negatieve effect van een kankerbehandeling op de menselijke vruchtbaarheid noemen we gonadotoxiciteit. Dat is een samenstelling uit de term gonaden (voortplantingsorganen) en toxiciteit (schadelijkheid).

De meeste kankerbehandelingen hebben – direct of indirect – een negatief effect op de vruchtbaarheid.
De behandeling heeft als doel om kankercellen te vernietigen: door ze te verwijderen via een heelkundige ingreep, door ze te vernietigen via bestraling of door hun ontwikkeling te stoppen via chemotherapie.
Maar een behandeling met chemo- of radiotherapie is niet selectief en zal dus ook andere cellen dan kankercellen doden. Bovendien kunnen ook de voortplantingsorganen op zich schade lijden door bestraling of een heelkundige ingreep.

Een kankerbehandeling leidt dus doorgaans tot het - tijdelijk of definitief - stilvallen van de menstruatiecyclus bij vrouwen, en van de productie van zaadcellen bij mannen.
Bij kinderen kan een kankerbehandeling voor hun puberteit al even nefast zijn voor hun latere vruchtbaarheid. De chemotherapie tast immers ook de kiemcellen aan waaruit (later) de geslachtscellen ontstaan.

In de context van een kankerbehandeling is vooral één (biologisch) feit van belang: als vrouw wordt je vruchtbaarheid grotendeels bepaald door de (resterende) voorraad eicellen, ook wel je 'ovariële reserve' genoemd.
Eicellen zitten opgeslagen in kleine follikels (vochtblaasjes) in de eierstokken. Bij je geboorte heb je er enkele honderdduizenden tot één miljoen of meer, maar dat is meteen je voorraad voor het leven. In tegenstelling tot wat bij een man gebeurt tijdens de zaadproductie, maakt je als vrouw na je geboorte geen nieuwe geslachtscellen meer aan. En in tegenstelling tot de meeste andere cellen in ons lichaam, kunnen eicellen niet herstellen van een beschadiging.
Al meteen na je geboorte begint het aantal eicellen af te nemen, tot er - tegen je puberteit - nog 200.000 à 400.000 eicellen overblijven. Vanaf dat moment gaan bij elke menstruatiecyclus een tiental eicellen rijpen, waarvan meestal eentje tot volledige rijping komt. Met andere woorden: tijdens je vruchtbare jaren ‘verbruik’ je door ovulatie zo’n vijfhonderd eicellen in de maandelijkse menstruatiecycli.
Normaal gezien is rond de leeftijd van vijftig jaar de totale eicelreserve uitgeput en treedt de menopauze in.
   
Het effect van bestraling
Het effect van chemotherapie
De consequenties van een heelkundige ingreep

Het effect van bestraling  

Bij bestraling streeft men naar de lokale vernietiging van kankercellen. Maar helaas is radiotherapie is niet selectief voor kankercellen: ze veroorzaakt de beschadiging van alle cellen in de bestraalde lichaamsstreek. Als de onderbuik wordt bestraald, zullen dus ook de eierstokken (met daarin de eicellen) en de baarmoeder beschadigd worden.
Jammer genoeg zijn ook onrijpe eicellen gevoelig voor bestraling. Hoe hoger de dosis, hoe groter het effect en hoe meer onrijpe eicellen vernietigd worden. De resterende voorraad na een kankerbehandeling is m.a.w. gelinkt aan de toegediende dosis. Aangezien de eicelreserve de duur van je vruchtbare periode als vrouw bepaalt, kan een ernstige daling van de voorraad leiden tot vroegtijdige menopauze.
Hoe verder je als vrouw gevorderd bent in je ‘reproductieve leeftijd’, hoe groter de kans dat de onvruchtbaarheid permanent is. Een meisje of jonge vrouw maakt na een kankertherapie het meeste kans om nog op een natuurlijke manier zwanger te worden. Bij een vrouw van dertig zal er doorgaans een tijdelijke periode van amenorroe zijn (het uitblijven van de menstruatie), een vrouw van veertig zal vaak definitief onvruchtbaar worden.
Ook bij een totale lichaamsbestraling (TBI) voor een beenmergtransplantatie worden de eierstokken geraakt. De ernst van de schade hangt af van de stralingsdosis op de eierstokken.

Het effect van chemotherapie   

Bij chemotherapie wordt medicatie toegediend die de deling van kankercellen stopt. Het is een aspecifieke behandeling, die vooral snel delende cellen treft. Daardoor worden niet alleen de kankercellen vernietigd, maar bv. ook de cellen die het maagdarmkanaal bekleden, de cellen in het beenmerg en de cellen die het haar aanmaken (vandaar de haaruitval).
Het toxische effect op de eicelreserve hangt sterk samen met de leeftijd waarop de chemotherapie wordt toegediend. Ook de soorten, combinaties en doses medicatie en de al dan niet combinatie met andere met bestraling bepalen de uiteindelijke schade. Zo komt eicelbeschadiging vooral voor bij gebruik van alkylerende middelen. Voor veel soorten medicatie is het effect trouwens nog onvoldoende gekend. De laatste jaren tracht men door aanpassing van de doses en met nieuwe combinaties het nadelige effect op de eicelreserve te verminderen.

De consequenties van een heelkundige ingreep  

De impact van een kanker op uw vruchtbaarheid is natuurlijk zeer direct als zich in de baarmoeder of in een eierstok een tumor heeft gevormd. Een ovariumtumor wordt doorgaans behandeld door de chirurgische verwijdering van de eierstok.
Als het over één eierstok gaat, hoeft de verwijdering niet te leiden tot een vermindering van je vruchtbaarheid, tenminste als de ingreep niet gecombineerd moet worden met bestraling of chemotherapie.
Als daarentegen beide eierstokken weggenomen moeten worden, betekent dat het einde van je natuurlijke vruchtbaarheid. Bovendien stopt daardoor de productie van de hormonen die in de eierstokken aangemaakt worden. Voor de vervulling van je eventuele kinderwens ben je dan aangewezen op geassisteerde bevruchting met gebruik van donormateriaal (zie Wat bij kinderwens?)
Als de tumor leidt tot het wegnemen van de baarmoeder (zoals bij sommige cervixcarcinomen) is er bij kinderwens geen andere optie dan draagmoederschap of de adoptie van een kind.

Top
Om te begrijpen hoe een kankerbehandeling ingrijpt op je vruchtbaarheid, moet je het volgende weten over de mannelijke voortplantingsorganen.
In de zaadbal bevinden zich de zaadvormende buisjes, met daarin de voedende cellen (Sertolicellen) en zaadvormende cellen of stamcellen. Tussen de zaadvormende buisjes liggen de cellen van Leydig, die instaan voor de aanmaak van het mannelijke hormoon testosteron. De rest van de zaadbal is opgebouwd uit cellen van het steunweefsel.
Tijdens je kindertijd – en tot aan je puberteit – produceert een jongen nog geen zaadcellen. De zaadballen bevatten alleen de stamcellen. Het aantal daarvan blijft ongeveer constant, als resultaat van een continuë hernieuwing door celvermenigvuldiging.
Vanaf de puberteit – bij jongens is dat doorgaans rond het twaalfde levensjaar – nemen de stamcellen sterk in aantal toe, wat ook de zaadballen in volume doet vermeerderen. Tegelijk zorgen de hormonen van de zaadbal voor de vermannelijking van de jongen en kan de productie van zaadcellen beginnen. Die zal je hele verdere leven doorgaan.
Rijpe zaadcellen worden aangemaakt vanuit de stamcellen volgens een ingewikkeld delingsproces waarbij de stamcellen verschillende rijpingsstadia doorlopen. Het hele proces – van stamcellen tot rijpe zaadcellen of spermatozoa – neemt 90 tot 120 dagen in beslag. Het rijpingsproces voltrekt zich in de duizenden zaadbuisjes in verschillende fasen, zodat in de zaadbal altijd verschillende rijpingsstadia tegelijk aanwezig zijn.
  
Het effect van bestraling
Het effect van chemotherapie

Het effect van bestraling  

Bestraling is meestal gericht op een lokale vernietiging van (kanker)cellen, maar veroorzaakt daarmee de beschadiging van alle cellen in de bestraalde lichaamsstreek. Het nadelige effect op de vruchtbaarheid treedt dus vooral op bij bestraling ter hoogte van de zaadbal of in de liesstreek.
Jammer genoeg zijn de stamcellen – die aanwezig zijn van bij je geboorte en die je vanaf je puberteit nodig hebt voor de aanmaak van zaadcellen – ook gevoelig voor bestraling. Afhankelijk van de doses bestraling kunnen ze daardoor gedeeltelijk of volledig verdwijnen uit de zaadbal.
De latere uitrijpingsstadia van de stamcellen (m.n. de rijpe zaadcellen), die vanaf de puberteit aanwezig zijnin de zaadbal , zijn minder stralingsgevoelig. Als iemand blootgesteld wordt aan een massale stralingsdosis, bv. na een ongeval in een kerncentrale, kan het gebeuren dat de stamcellen volledig verdwijnen, maar dat tot één of twee maanden na het ongeval nog zaadcellen voorkomen in het ejaculaat. Die zijn voortgekomen uit de latere uitrijpingsstadia, die dus meer weerstand geboden hebben tegen het negatieve bestralingseffect. Na enkele maanden echter worden geen nieuwe zaadcellen meer aangemaakt omdat de stamcellen, die de basis vormen voor de zaadproductie, vernietigd zijn. Dit fenomeen noemen we maturatiedepletie: de uitputting van de voorraad rijpende zaadcellen die in de zaadbal reeds in productie waren.
De zaadcellen die nog in het ejaculaat terug te vinden zijn, kunnen – zonder vernietigd te zijn – wel stralingsschade hebben opgelopen, in de vorm van fouten in hun genetische programmatie. In geval van bevruchting en een daaropvolgende zwangerschap is er daardoor een verhoogd risico op miskraam of aangeboren afwijkingen.

Het effect van chemotherapie  

Bij chemotherapie wordt medicatie toegediend die de deling van kankercellen stopt. Het is een aspecifieke behandeling, die vooral snel delende cellen treft. Daardoor worden niet alleen de kankercellen getroffen, maar bv. ook de cellen die het maagdarmkanaal bekleden, de cellen in het beenmerg, de cellen die het haar aanmaken (vandaar haaruitval) én de zaadvormende cellen in de zaadbal. Net als bij bestraling zijn de vroege stamcelstadia het gevoeligst; de latere uitrijpingsstadia zijn minder gevoelig.
Ook de Sertoli- en Leydigcellen (zie hoger) zijn minder gevoelig voor chemotherapie. Daardoor blijven ze in functie en kunnen de Leydigcellen testosteron blijven produceren.

Met dat al kan chemotherapie de volgende effecten hebben:
  • een stop in de zaadcelproductie. Na je behandeling kan de productie opnieuw op gang komen, soms pas na jaren;
  • soms stopt ook de hernieuwing van de stamcellen. Daardoor vermindert het aantal stamcellen in de zaadbal, of verdwijnen ze helemaal. Het gevolg op de lange termijn is dan een sterk verminderde of uitblijvende productie van zaadcellen;
  • door de vermindering of verdwijning van de stamcellen treedt een permanente stijging op van het hormoon (FSH) dat de zaadcelproductie stimuleert. Het mannelijk hormoon (testosteron), dat aangemaakt wordt door de Leydigcellen, blijft meestal normaal. Hoewel sommige patiënten libidoverlies kunnen vertonen, blijft de potentie op langere termijn doorgaans goed.
Top

Eicellen gezocht
voor wetenschappelijk onderzoek

Ben je een gezonde vrouw tussen 18 en 37 jaar?
Dan kan jij ons misschien helpen.